hero
DRPP
Small but without limits

Beëindiging van samenwonen.

Veel partners kiezen ervoor om niet langer in het huwelijk te treden maar wensen toch een minimum aan bescherming te genieten. ( in 2017 77.522 verklaringen van wettelijke samenwonen , 44.319 huwelijken).

1600004295255.png

1.-Een wezenlijk verschil met het huwelijk is het feit dat geen motivering of rechterlijke tussenkomst vereist is om de wettelijke samenwoning te beëindigen . Ze gebeurt in onderlinge overeenstemming door de samenwonenden, hetzij eenzijdig door één van de samenwonenden door middel van een schriftelijke verklaring aan de ambtenaar van burgerlijke stand.

2. Hoewel de beëindiging van de wettelijke samenwoning verder niet geregeld wordt, kan deze nochtans verregaande gevolgen hebben voor de ex-partners.

Zo kan discussie ontstaan naar aanleiding van de aankoop van een gezinswoning door beide partners met onevenredige betaling van de prijs, de uitvoering van werken door een partner aan een woning die exclusief eigendom is van de andere partner, vorderingen met betrekking tot roerende goederen, de vermenging van gelden van beide partners op een bankrekening op naam van één van hen, de ongelijke bijdrage in de lasten van het samenleven en de vordering tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld, enzovoort.

3. De wettelijke samenwoning heeft geen onmiddellijk gevolg op de samenstelling van de vermogens van beide partners.

Bij gebrek aan andersluidende overeenkomst zijn wettelijk samenwonenden dan ook onderworpen aan een beperkt secundair huwelijksvermogensstelsel. Dit stelsel houdt een scheiding van goederen in.

Elke samenwonende behoudt de goederen waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten uit deze goederen en de inkomsten uit arbeid. Goederen waarvan geen van de wettelijke samenwonenden het eigendomsrecht kan bewijzen, worden geacht in onverdeeldheid te zijn.

De rechtspraak stelt dat bij feitelijk samenwonenden geen vermoeden van onverdeeldheid bestaat (01)

Het is dus aan elke ex-partner om te bewijzen welke goederen deel uitmaken van zijn eigendom. Hij moet dit doen aan de hand van het gemeenrecht. Bijgevolg moet in principe voor elke zaak die de som of waarde van €375,00 te boven gaat een schriftelijk bewijs voorliggen ( en dit in tegenstelling tot gehuwden die eigendom van zaken en schuldvorderingen ook door getuigen of vermoedens kunnen aantonen).

De onverdeeldheid die ontstaan is naar aanleiding van de beëindiging van de samenwoning wordt vereffend en verdeeld volgens de regels van de mede-eigendom .

De strikte toepassing van het gemeen recht kan aanleiding geven tot onbillijke situaties. Bovendien is er in de praktijk een onoverkomelijk bewijsprobleem. Als de samenwoning tot stand komt nadat de partijen al een zeker vermogen hebben opgebouwd, is het opmaken van een inventaris ( in 2 exemplaren en ondertekend door beiden ) niet romantisch maar wel praktisch.

4.De verdeling geschiedt minnelijk of gerechterlijk.

In principe kan niemand ongewenst in onverdeeldheid blijven, bijgevolg kunnen beide partners ten allen tijde de verdeling vorderen. Weliswaar geldt deze regel voor onvrijwillige onverdeeldheden ( zoals n.a.v. een erfenis) maar niet voor vijwillige onverdeeldheden.

Het wegvallen van de oorzaak voor een vrijwillige onverdeeldheid speelt volgens recente rechtspraak van Cassatie niet als mgelijke reden (1.1). Om enige blokkering bij een verzoek aan de rechtbank te vermijden, is het aanbevolen weer te geven dat de vrijwillige verdeeldheid aangegaan was met als impliciete voorwaarde het behoud van de samenwoning, de mogelijkheid van opzeg van overeenkomsten voor onbepaalde tijd of rechtsmisbruik (1.2). Bij de aanwezigheid van tontine werd dit wel uitdrukkelijk aanvaard.(1.3)

5. Bij gerechtelijke verdeling wordt door de rechtbank een boedelnotaris aangesteld en wordt de procedure vereffening-verdeling toegepast. Tot aan de afsluiting hiervan moeten beide partners samen optreden om de onverdeelde goederen te beheren en daden van beschikking te stellen.

6. Wanneer 1 van de partners geïnvesteerd heeft in de eigendom van de andere, of financieel ondersteund heeft ( vb. betaling van schulden ), zal, bij afwezigheid aan een overeenkomst, vergoeding maar kunnen gevraagd worden op de rechtsgrond " verrijking zonder oorzaak " ( er was geen enkele grond om die betaling te doen ).

Opgelet: rechtspraak is streng . Wanneer dit destijds bewust gewild was, vb. om een relatie in stand te kunnen houden, kan het niet meer teruggevraagd worden. Recentelijk is er een wijziging in de benadering door het Hof van Cassatie. Ipv de eigen wil is thans een eigen belang van de "verarmde" vereist (2.1) . Dit kan blijken uit o.m. de bedoeling de verrijkte te begunstigen, het speculatief oogmerk of de omstandigheid  dat de verarmde uitsluitend of hoofdzakelijk in zijn eigenbelang handelde. (2.2)

Weliswaar wanneer de verarmde de afwezigheid van oorzaak waarschijnlijk maakt, behoort het aan de verrijkte om het bestaan van een rechtsgrond aan te tonen (2.3)

Gelet op het algemeen rechtsbeginsel dat procespartijen gehouden zijn loyaal mee te werken voor de bewijsvoering, impliceert dat wanneer de verarmde veel aanwijzingen verstrekt van het ontbreken van enige rechtsgrond, staat het aan de verrijkte om enige rechtsgrond aan te tonen (2.4).

7. Anders is het wanneer gezamenlijk gebouwd is op de persoonlijke eigendom van 1 van de beide partners. Zo oordeelt het HvB Gent (11° kamer ) (3.1 dat in een context van feitelijke samenwoning dan, naar omstandigheden, kan worden besloten tot afstand van het recht van natrekking en bijgevolg een onverdeeld opstal, waarvan na de beëindiging van de relatie de gerechtelijke vereffening-verdeling kan worden bevolen.

Het Hof van Beroep van Gent (3.2) stelt wel dat een niet gelijke bijdrage voor de aankoop niet automatisch aanleiding geeft tot een vordering, gezien de bijdrageplicht, anderzijds dat de affectieve relatie niet het recht op recuperatie uitsluit . Schenkingen worden niet vermoed. De duur van de relatie, de periodiciteit van geviseerde betalingen en het feit dat een huishouding werd gevoerd, leidt tot het vermoeden dat de hogere betalingen kaderen in de bijdrage tot de lasten van het huishouden ( 3.3)

8. Indien de verstandhouding tussen beide ex-partners verstoord is kunnen dringende en voorlopige maatregelen gevraagd worden aan de Familierechtbank. Dit moet gevorderd worden binnen drie maanden na de beëindiging van de wettelijke samenwoning. De rechter bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die zij oplegt, zonder dat deze langer dan één jaar bedragen (behalve wanneer deze maatregelen betrekking hebben op de gemeenschappelijke kinderen van de wettelijk samenwonenden). ( evenwel is intussen een arrest tussengekomen van het GwH 6.12.2018 stellende dat die beperking tot 1 jaar precies art.10 en 11 van de grondwet schendt ). De behandeling voor regeling van de kinderen verloopt op dezelfde wijze als bij een echtscheiding. Broers en kinderen zullen in de regel dus ook niet gescheiden worden. ( sinds wet van 19.6.2021).

9. Wettelijke samenwonenden kunnen voor al deze aangelegenheden wel in een eigen regeling voorzien in een samenlevingscontract die een notaris kan opmaken. Bij onze contracten kan zo'n exemplaar aangeschaft worden.

10. Een ander voorbeeld van mogelijke discussie betreft de schenking tussen samenwonenden .

In tegenstelling tot de schenking tussen echtgenoten, dewelke steeds herroepelijk is, is de schenking tussen samenwonenden definitief en onherroepelijk.

De mogelijkheid bestaat dan natuurlijk dat de vrijgevige partner zijn schenking wenst te herroepen indien de relatie beëindigd zou worden. Indien duidelijk kan aangetoond worden dat de determinerende oorzaak voor de schenking het voortduren van de relatie was, kan men argumenteren dat deze determinerende oorzaak is verdwenen en bijgevolg het verval van de schenkingen vorderen.

Men kan evenwel ook een schenking onder ontbindende voorwaarde van overleven van de schenker bijvoorbeeld 10 jaar, met regelmatige hernieuwing indien de samenwoning stand houdt (de zogenaamde ‘tijdelijke’ schenking). Dit zal gemakkelijker aanvaard worden.

11. De beste oplossing tegen de problemen die kunnen ontstaan naar aanleiding van de beëindiging van wettelijke samenwoning betreft zich goed te informeren en eventueel bijstand te vragen aan een notaris of advocaat.

De onderwerping aan een beperkt secundair huwelijksvermogensstelsel is immers niet van dwingend recht, wat betekent dat partners kunnen afwijken van het principe van scheiding van goederen en het vermoeden van onverdeeldheid.

Dit wordt dan vastgelegd in een notariële samenlevingsovereenkomst die in bevolkingsregisters wordt vermeld. Dit contract heeft enkel uitwerking ten aanzien van de wettelijke samenwonende partners. Ten aanzien van derden zal het samenlevingscontract in principe niet bewijskrachtig zijn. De inhoud van het samenlevingscontract wordt niet in het register opgenomen en zal dan ook niet tegenwerpelijk zijn. Bijgevolg heeft deze publiciteit als enig effect het bestaan van de overeenkomst op zich vast te stellen.

Niettemin kan dit contract tijdens een beëindiging van de wettelijke samenwoning zijn nut zeker bewijzen. Partners kunnen immers een regeling opnemen omtrent de beëindiging van de samenwoning met goede afspraken en dus weinig conflicten..

(01) HvB A'pen, 17.1.2018, TEP pag.268; A'pen, 7.3.2018, 290

(1.1) Cass. 16.1.2023, TBBR 2023/8, p.386

(1.2) C. Roussiau, noot, TBBR 2023/8, p. 392

(1.3) HvC 6.3.2014, RW 2013-14, 1625

(2.1) HvC 12.10.2018, AR C.18.0084.N

(2.2) HvC 4.6.2020, RW 2020-21, nr 26, pag. 1028

(2.3) HvC 11.6.2021, TEP, 2021/4, p.969

(2.4) HvC 11.6.2011, RW 2023-24, nr 7, p. 274

(3.1) TEP, 2018, pag. 277

(3.2) Estate Planning, 2019 pag 765; zie ook Gent 11de K, 9.5.2019, Estate Planning 2019, pag 716 " Enkel een vermogensverschuiving die losstaat van de normale bijdrage in de lasten van de samenwoning en minstens de normale bijdrageverplichting overstijgt, kan naargelang de omstandigheden een recupereerbare vermogensverschuiving zonder oorzaak uitmaken ."

(3.3) Hof A'pen, 27.10.2020, TEP 2021/2, p.391