hero
DRPP
Small but without limits

De architect als aannemer/bouwpromotor

1. Een van de kerntaken van het beroep van architect betreft de onafhankelijkheid.

Vermits architecten instaan voor het algemeen belang en er voor dienen te zorgen dat de gebouwen waarbij zij tussenkomen het algemeen belang niet kunnen schaden, moeten architecten voldoende kritisch zijn, zowel bij het opmaken van de plannen als de keuze van de materialen, maar ook bij de uiteindelijke uitvoering.

Één en ander impliceert dat een architect niet kan optreden als aannemer en evenmin kan deelnemen in vennootschappen die instaan voor de uitvoering van projecten waarvan hijzelf de architect is.

Deze vereiste van onafhankelijkheid werd reeds lang verankerd in de wet en kan worden teruggevonden in artikel 6 van de wet van 20 februari 1939:

“Het uitoefenen van het beroep van architect is onverenigbaar met dat van aannemer van openbare of private werken.”

Dit wordt overigens nog herhaald in de artikelen 10, 1° en 11 van het Reglement van Beroepsplichten van 16 december 1983.

Artikel 10, 1°: “Het uitoefenen van het beroep van architect is onverenigbaar met het beroep van aannemer van openbare of private werken.”

Artikel 11: “De architect mag de bij artikel 10 als onverenigbaar aangemerkte handelingen niet rechtstreeks en evenmin onrechtstreeks of bij tussenpersoon verrichten.”

2. Er moet worden vastgesteld dat in de praktijk deze onafhankelijkheid door de architect niet steeds gewaarborgd wordt.

Zo diende in een specifieke case te worden vastgesteld dat een architect een vennootschap had laten oprichten, met als maatschappelijk doel het oprichten van bouwprojecten, doch waarbij een derde als zaakvoerder werd aangesteld zodat officieel er geen band tussen de architect en de vennootschap kon worden vastgesteld.

De architect had voor de oprichting van een appartementsgebouw de plannen getekend en wou deze laten uitvoeren door deze vennootschap.

Daarbij diende te worden opgemerkt dat de overeenkomst met de uitvoerende vennootschap reeds getekend was vooraleer de architectenovereenkomst gesloten werd.

De architect had evenwel niet voldoende voorzorgen genomen. Zo kon onder meer worden achterhaald dat de maatschappelijke zetel van de vennootschap dezelfde was als deze van de bewuste architect, en werden door de architect overeenkomsten ondertekend als vennoot van de vennootschap.

3. De gevolgen voor de architect die de vereiste onafhankelijkheid niet heeft nageleefd zijn verregaand.

Zo ontstond er discussie over de betaling van de erelonen van de architect (die in totaal meer dan € 120.000,00 vroeg ).

Door de architect werd een gerechtelijke procedure opgestart.

Het verweer bestond erin dat de vordering niet kon worden toegestaan, nu net omwille van het feit dat de architect de wettelijk voorziene onafhankelijkheid niet had nageleefd. Deze wet is bovendien van openbare orde, zodat elke daarmee strijdige overeenkomst behept is met een absolute nietigheid.

Dit werd door het Hof van Beroep te Gent integraal gevolgd, stellende dat door de architect een belangenvermenging werd gecreëerd die strijdig is met artikel 6 van de architectenwet.

Vermits deze wet bovendien van openbare orde is, onder meer gelet op de absolute noodzaak van de maatschappij om maximaal veilige en gezonde woningen te realiseren, was de bedoeling van de wetgever zeer duidelijk om het ontwerpen en de controle op het werk los te koppelen van de uitvoering ervan, hetgeen zowel in het belang is van het beroep van architect als van de opdrachtgever.

De architectenovereenkomst op basis waarvan door de architect vergoeding gevraagd werd, werd integraal nietig verklaard.

4. Discussiepunt blijft dan de betaling, vermits door de architect weldegelijk prestaties werden geleverd, die bestonden uit het tekenen van de plannen en het indienen van de bouwaanvraag.

Ook hier heeft het Hof van Beroep integraal het verweer gevolgd, stellende dat de architect, die een wettelijke bepaling van openbare orde heeft overtreden, geen aanspraak kan maken op enige betaling.

Volgens het verweer, en daarin gevolgd door het Hof van Beroep, impliceert de nietigheid dat partijen moeten worden teruggeplaatst in de toestand alsof er nooit een overeenkomst is gesloten en dat partijen aan elkaar teruggave verschuldigd zijn, maar hierop bestaan een belangrijke uitzondering, “in pari causa turpitudinis cessat repetitio”.

Op grond daarvan kan bij strijdigheid met de openbare orde teruggave geweigerd worden door de rechtbank, hetgeen hier aan de orde was.

De architect die zich schuldig had gemaakt aan belangenvermenging strijdig met de openbare orde, bleef aldus met lege handen achter.

Dit is geen uitzonderingsrechtspraak. Door de ondernemingsrechtbank  Luik werd geoordeeld dat deelname in een projectontwkkelingsvennootschap van de echtgenote van de architect ( optredend als architect in een bouwwerk van deze vennoootschap) evenmin toegelaten is ( Luik, 24.2.2021, TBBR, 2022/7, p. 401