hero
DRPP
Small but without limits

Milieurecht

garden%20of%20eden.jpg
Tuin van heden

1.Er bestaat sinds decennia een groeiend belang in alle domeinen en niveaus aan de bescherming van het fysisch milieu. Dit deel van het recht is voortdurend in verandering en vereist dan ook permanente opvolging.Het milieurecht omvat dus verschillende aspecten. Er kan hierbij gedacht worden aan afval , bodemvervuiling, grondverzet, bos, energie (1.1), mest, water, milieuvergunning, fiscaliteit (milieuheffingen), milieustrafrecht, …

2. Voor het opslaan, verwerken, etc van goederen of stellen van handelingen voorkomend in de bijlage van Vlarem I, moet voorafgaandelijk een milieuvergunning ( thans vervat in de omgevingsvergunning ) te worden aangevraagd. Zowel het exploiteren als wijzigen van de betrokken inrichting is zo'n vergunning nodig. Het miskenning ervan leidt tot administratieve opvolging en sancties. Ook schadevergoeding is mogelijk zoals bij watervervuiling, zelfs indien de overheid deze taken dient te vervullen.(1.2)

Ook strafrechtelijk geven deze feiten aanleiding tot vervolging . Hier is nog geen eenduidig beleid voorhanden. In sommige "lichte" gevallen kan het parket snel optreden. In zwaardere niet altijd. Wettelijk zou enkel administratieve vervolging moeten gebeuren in kleine gevallen en in zware ook strafrechtelijke. Deze regeling is evenwel niet voldoende afdwingbaar voor de Rechtbank. Geldboeten voor de Correctionele Rechtbank kunnen oplopen tot €100.000 en de exploitatie kan gesloten worden in extreme gevallen. Feiten die aanleiding geven tot zware milieuschade ( vb. vervuiling van het grondwater ) zijn dus ook misdrijven die kunnen vervolgd worden. Er is het afvalstoffendecreet met strafrechtelijke sancties en het bodemdecreet. Wat afval is wordt vrij ruim geïnterpreteerd ( vb.het geval waarbij de eigenaar van een verontreinigde bodem, betwistte dat hier sprake was van achterlaten van afval, maar enkel dat het ging om een niet afgegraven verontreinigde bodem, een thesis niet gevolgd door het HvC (1.3)

Het belang voor het instellen van een verzoek tot bestuurlijke maatregelen tegen milieumisdrijven dient zeer ruim te worden opgevat, omdat milieurecht tevens het algemeen belang betreft. Er hoeft dus geen oorzakelijk verband te bestaan tussen het ingeroepen nadeel en het misdrijf (1.4)

3. Europese wetgeving heeft aanzienlijk bijgedragen tot bescherming van het milieu. Zo heeft het verdrag van Aarhus , aangenomen door de EU, bijgedragen tot actieve en passieve openbaarheid voor elke burger ( dwz het heeft recht tot het bekomen van elke informatie tav handelingen die een impact kunnen hebben op het leefmilieu). In de klimaatzaken  ( zoals de Urgenda zaak tav de Nederlandse overheid (2)), is gebleken dat de artt. 2 ( het recht op leven) en 8 ( het recht op privé - en familieleven ) werd de Nederlandse overheid veroordeeld om de Kyoto normen na te leven).

Het Habitatrichtlijn 92/43/EEG,21.5.1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna legt in haar art.6 de verplichting tav de lidstaten tot instandhoudingsmaatregelen , preventieve maatregelen en herstelmaatregelen, welke omgezet werd in het decreet Natuurbehoud (2.1) . Een project dat gevolgen kan hebben op een speciale beschermingszone, moet dus voorafgaandelijke bijkomend getoetst worden voor haar impact. Bepaalde vrijstellingen binnen de Vlaamse wetgeving worden door rechtsleer als strijdig aanzien met de Habitatrichtlijn (2.2), en waarbij de Raad voor Vergunningsbetwisting en het Europees Hof van Justitie al ingrijpen (2.3). De RvVb verwacht absolute zekerheid over de impact van het project zodat een derde belanghebbende partij zou kunnen doen gelden en op basis van wetenschappelijke studies , wanneer de overheid in haar controle wat gemakzuchtig is, dat zo'n zekerheid niet voorhanden is ( in dubio pro natura ).(2.4) Met het stikstofarrest heeft de RvVb nog eens duidelijk laten blijken dat de normen van de Vlaamse overheid niet meer toereikend zijn en de toets van art. 6 Habitatrichtlijn doorstaat. (2.5)

Of de Emissierichtlijn (2003/87) waarbij CO² uitstotende bedrijven een emissierecht moeten leveren voor elke ton CO² die ze uitstoten. De Uniewetgever bepaalt hoeveel emissierechten beschikbaar zijn ( en het aantal neemt jaarlijks af) , en vandaar speelt de vrije markt. Op die wijze worden bedrijven aangespoord om klimaatvriendelijker te werk te gaan. Een van de methoden is het geologisch opslaan van broeikasgassen (CCS) of nuttig gebruiken (CCU).

Dit laatste wordt evenwel nog niet aangenomen door het EHJ. (2.6)

4. Het art.23 van onze Grondwet waarborgt het recht op een menswaardig bestaan. Door een combinatie van de waarborg van het gelijkheidsbeginsel, vormt dit de basis van een soort van stand still beginsel inzake leefmilieu. (3) Concreet houdt dit in dat door geen enkele handeling afbreuk mag worden gedaan aan het huidig beschermingsniveau inzake leefmilieu. Op Vlaams niveau wordt dit stand still principe uitdrukkelijk weergegeven. (4) Elke nieuwe wetgeving welke een negatieve impact hierop zou kunnen hebben, zou dus aangevochten kunnen worden. Opgelet, het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie geven aan die negatieve impact een ruimere interpretatie aan ( standstill zo geïnterpreteerd dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau aanzienlijk vermindert, zonder dat er redenen zijn die verband houden met het algemeen belang ) , terwijl de Raad van State er een draagwijdte aan geeft waardoor de bescherming veel verder gaat (5.1). Weliswaar blijft het Grondwettelijk Hof één van de beste beschermers van ons leefmilieu (5.2) telkens onze regionale wetgever al de inspraakmogelijkheden als zeer hinderlijk ervaart (5.3). De RvVb heeft wel opgemerkt dat art.23 GW en art 1.2.1 DABM geen rechtsreekse werking hebben bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen, maar verwacht anderzijds dat de overheid de bestaande beschermingsniveau mag afbouwen tenzij voor motieven van algemeen belang en na het zorgvuldig afwegen van alle belangen. (5.4)

5. Elke burger- bewoner  heeft het recht om op te treden ( namens zijn gemeente ) wanneer de gemeentelijke overheid zelf in gebreke blijft op te treden. Is een bepaalde activiteit schadelijk in de gemeente en blijken de gemeentelijke burgervaders een te groot gedoogbeleid aan de dag te leggen, dan kan de inwoner, na het College van Burgemeester en Schepenen in gebreke te hebben gesteld, namens de gemeente handelen voor de rechtbank ( en bvb. de sluiting van het bedrijf vorderen ). Best is zoiets te doen met verscheidene gelijkgezinden, want een financiële waarborg kan worden gevraagd. De Vlaamse decreetgever had dit willen afschaffen maar het Grondwettelijk Hof heeft dit vernietigd precies op basis van het stand still principe van het art. 23 GW.(5.5)

Elke milieuvereniging ( en hieronder vallen bvb. vzw die zich als maatschappelijk doel onder meer deze bescherming voorzien - best is het maatschappelijk doel zo ruim mogelijk te maken ) kan zich zelfs wenden tot de rechter in kortgeding om te staking te vorderen van elke schadelijke milieuactiviteit.

Dit wordt zeer ruim geïnterpreteerd, en laat dus ook toe van op te treden tegen bouwovertredingen met een milieu-impact.

6.De gewone rechtbanken zijn ook bevoegd. Misbruik van hoger beroep is mogelijk ook voor derden, die bv. door een promotor gedagvaard kunnen worden tot schadevergoeding. Anderzijds kan ook deze veroordeeld worden wanneer bijv. sprake zou kunnen zijn van "slapping" ( strategic lawsuit against public participation".(6)

7. De leidende beginselen van het milieurecht hebben geen directe werking, dienen ze wel als leidraad voor individuele vergunningsbeslissingen bij de uitoefening van de discretionaire beoordelingsbevoegdheid door de vergunningverlende overheid. (7).

  1. (1.1) In nieuwe gebouwen niet voor bewoning en parkeerruimte voor meer dan 10 parkeerplaatsen of bij grondige renovatie niet voor bewoning bestaande gebouwen of parkeerruimte ( meer dan 10 parkeerplaatsen ) dienen te voorzien in 1 of meer oplaadpunten (art. 9/1.1.1 Energiebesluit ) (MER,okt-dec.2021, p.275
  2. (1.2)Cass. 1.6.2018 preciseert dat (met verwijzing naar art. 6,5° decr.18.7.2003 ) de Vlaamse Miliuemaatschappij de kosten van de herstelmaatregelen kunnen teruggevorderd worden tav de vervuiler.
  3. (1.3) Cass.17.4.2018, MER 2019, pag.174
  4. (1.4) RvSt., 27.10.2022, RW 2022-23, p. 1348
  5. (2) H.Schoukens, A.Soete, Klimaatverandering in de rechtbank, NJW nr 417, pag.142
  6. (2.1) artt. 36 ter, § 3 tot 5
  7. (2.2) Schoukens, Rubbens, De habitattoets revisited in het licht van recente rechtspraakontwikkelingen, TROS 97.2020, pg 18 e.v.
  8. (2.3) RvVb 26.12.2019, nr.A/1819/0667 oordelend dat "milderende maatregelen" op zich al niet huishoren in de fase van de voortoets; HvJ 17.4.2018, nr C-441/17 inzake het Pools oerbos
  9. (2.4)  RvVb, 3.3.2020, nr.RvVb-A-1920-0604
  10. (2.5) RvVb 25.2.2021, nr RvVb-A-0967 ( ruim besproken in TROS-101-2021,p.5 e.v.
  11. (2.6) HvJ, 20.6.2019, MER 2020, 122
  12. (3) zie toelichting ingevolge de invoeging betreffende de economische en sociale rechten (Parl.St. Senaat BZ 1991-92, nr. 100-2/3 ( "(..) De keerzijde van deze vooruitgang is echter de wijze waarop het leefmilieu opgeofferd werd aan de economische ontwikkelingen. Het is de plicht van de overheid het leefmilieu te beschermen. Eenieder heeft recht op een menselijk,, gezond en ecologisch evenwichtig milieu. Aan de recht is de plicht verbonden bij te dragen tot het behoud van het milieu"
  13. (4) art.1.2.1,§2 DABM ( Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid): " Op basis van een afweging van de verschillende maatschappelijke activiteiten streeft het mileiubeleid naar een hoog beschermingsniveau. Het berust o.m. op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, het standstill-beginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt"
  14. (5.1) RvSt ( VIIeK.), 2.5.2019, nr 244.351, met noot , in MER ( Milieu- en Energierecht, 2020, nr 1,  pag 27)
  15. (5.2) D.Vanherck, F.Wuyts, Het Grondwettelijk Hof als beschermheer van de rechten van de burger in milieuaangelegenheden, MER, 2020, pag.168
  16. (5.3) vb. Het artikel 53 van het omgevingsdecreet werd gewijzigd, enkel diegene die bezwaar hadden ingediend konden nog hoger beroep instellen; dit werd vernietigd GwH 14.3.2019, nr 46/2019
  17. (5.4) Y.Smeets, Hoe in het omgevingsrecht vooruit ook achteruit kan zijn in het licht van het stand-still beginse,, TBO 2020, nr 4, pag.337
  18. (5.5) GwH 10.10.2019, nr 129/2019
  19. (6) Leuven 20.4.2021, AR 20/531/A en vooral noot F.Haentjes, Spanningsveld tussen projectontwikkeling en inspraak van het publiek: over misbruik van beroep en slapp's, TROS - 108 - 2022, 339 e.v.
  20. (7)  RvSt 9.2.2023, RW 2023-24, nr 8, p. 316