hero
DRPP
Small but without limits

De wet op de continuïteit van de onderneming

1. In het licht van de financiële crisis is op 1 april 2009 een wet in werking getreden afwijkend van de toenmalige faillissementsprocedure. De bedoeling van deze wet bestond er in om in wezen gezonde ondernemingen, doch die door externe factoren (bvb niet betaling van hun eigen schuldenaars) zelf in financiële moeilijkheden geraken, niet meer te laten meesleuren in een mogelijk faillissement. De nadruk werd gelegd dat intrinsiek gezonde ondernemingen zouden blijven bestaan. Voorheen kon een bedrijf in faling worden verklaard bij het voldoen van twee voorwaarden: het wankelen van het krediet en de staking van betaling (dus het niet meer kunnen betalen van al de facturen). Op die wijze kwam een faillissementsprocedure vaak tussen. Ook de vroegere bestaande procedure van het gerechtelijk akkoord leidde in het merendeel van de gevallen tot faling en kende dan ook weinig succes. Waar ligt de trendbreuk en wat zijn de mogelijkheden?

2. Een bedrijf welke financiële moeilijkheden heeft, kan in eerste instantie buiten het kader van het gerecht, zelf zoeken naar een minnelijk akkoord met de verschillende schuldeisers. Dit akkoord kan dan gedeponeerd worden op de rechtbank, staat dan niet ter inzage van derden en beschermt tegen een mogelijke faling. Volgens de nieuwe wet is het zelfs mogelijk om hiervoor de aanstelling van een bemiddelaar te bekomen van de rechtbank (de ondernemingsbemiddelaar). In de praktijk zal de raadsman van de schuldenaar een voorstel tot regeling van de schulden opmaken, dat overgemaakt of neergelegd wordt op de Rechtbank. Het wordt dan voorgesteld als enige oplossing om het te doen aanvaarden. Op de zitting waarop de goedkeuring dient gegeven te worden, verschijnen dan vele schuldeisers niet ( ontzien zich die moeite, denken dat er geen alternatieven zijn ), en bekomt het plan vaak de vereiste meerderheid.

Een tweede belangrijke wijziging betreft de mogelijkheid van een gerechtelijke reorganisatie. Dit zal zich dan eerder voordoen wanneer het voorstel tot schuldenregeling niet aanvaard wordt, en/of schuldeisers voordien al uitvoerende beslagmaatregelen hadden genomen, en op dat ogenblik komt de Rechtbank meer actief tussen.

3. Wanneer een bedrijf een beroep doet op de WCO is hij in principe beschermd tegen zijn schuldeisers. De schuldeisers krijgen dan de mogelijkheid om mee te kiezen voor een reorganisatieplan of niet. In de meeste gevallen zal dus een schuldeiser kiezen voor het reorganisatieplan, aangezien het bedrijf anders failliet zal verklaard worden, en de schuldeiser anders hoogst waarschijnlijk zijn geld kwijt is. Het voordeel van een procedure in WCO is natuurlijk dat de oude schulden van het bedrijf niet meer opeisbaar zijn en dus later ook niet meer voor de rechtbank kunnen gevorderd worden.

4. Het essentiële is dat in het verzoekschrift op duidelijke wijze wordt aangetoond, enerzijds dat de continuïteit van de onderneming onmiddellijk of op termijn wordt bedreigd, anderzijds dat de nagestreefde doelstelling duidelijk wordt weergegeven, met een mogelijk herstelplan. Een model van zo'n verzoekschrift vindt U bij ons in de rubriek "Bijstand ondernemingen -eerste advies".Twee recente jaarrekeningen (bij fysische personen aangifte in personenbelasting) dienen dan worden toegevoegd. Binnen de veertien dagen dient dan nog een zeer recente resultatenrekening te worden bezorgd volgens het volledig gedetailleerd schema en een simulatie dient weergegeven van de cashflow voor de gevraagde duur van de opschorting. Ook een overnameregeling kan voorgesteld worden. De duur van de opschorting is in regel zes maanden en kan ook verlengd worden tot 12 maanden.

5. Fundamenteel in deze nieuwe filosofie is dat zelfs bij het wankelen van het krediet en het staken van betaling, deze maatregelen aldus kunnen gevraagd worden. Indien evenwel een structurele wanhopige financiële situatie voorhanden is, heeft dit geen zin. De aangelegenheid beschermt dus wel de ondernemingen die toekomst hebben. Het opstellen van een herstelplan zal dus wel een fundamentele rol spelen.

Wetswijziging van augustus 2013

6. Ondertussen is de WCO al 6 jaar oud. Met de wetswijziging van augustus 2013 was het de bedoeling om nog meer bedrijven met reële overlevingskansen te begeleiden en misbruiken te voorkomen. Zo werd het voor landbouwers en landbouwvennootschappen eveneens mogelijk om een beroep te doen op de WCO. Het Hof van Beroep besloot dit in zijn arrest van 28 februari 2013 op grond van de motivering dat de uitsluiting van de landbouwers en landbouwvennootschappen van de WCO een schending van art. 10 en 11 Grondwet (gelijkheidsbeginsel) inhield. Tevens werd de opschorting uitgebreid tot de partner, de ex-partner, … kwam er een verbetering op het vlak van preventie en opsporing van bedrijven in moeilijkheden, een betere kennisgeving aan de schuldeisers d.m.v. het elektronisch dossier en verstrenging voor bedrijven die bedrieglijke en ongepaste aanvragen indienen.

7. Ondanks de uitbreiding door de wetswijziging van augustus 2013 waren verenigingen en vrije beroepen nog steeds uitgesloten van de WCO. Verder zijn ook kredietinstellingen, verzekeringsondernemers, beleggingsondernemingen, beheervennootschappen, … nog steeds uitgesloten. Over zelfstandigen die een vrij beroep uitoefenen in de vorm van een burgerlijke vennootschap oordeelde het Hof van Beroep als antwoord op een prejudiciële vraag (arrest 12 maart 2015) dat het niet ongeoorloofd is dat deze categorie van de WCO wordt uitgesloten. Intussen zijn vzw en vrije beroepen ondergebracht in de categorie van de ondernemingen, zodat dit nu ook mogelijk geworden is.

8. Sinds deze wijziging van 2013 is het aantal WCO procedures voor bedrijven duidelijk gezakt. De misbruiken zijn al meer geëlimineerd. De WCO komt anderzijds vaak nog te laat, waardoor faillissement de enige oplossing blijkt.