hero
DRPP
Small but without limits

Betalingsachterstand tussen ondernemingen

1. Het insolventierecht werd grondig hervormd door de wet van 11.08.2017 (in werking getreden op 01.05.2018).

Eén van de markantste hernieuwingen betreft de verruiming van het toepassingsgebied van het faillissement.

Elke onderneming kan failliet worden verklaard. Vrije beroepen (oa advocaten, notarissen, dokters, boekhouders, apothekers,…), vzw’s, stichtingen, worden nu aanzien als ondernemingen, ook voor de insolventiewet, kunnen dus een faillissement aanvragen, of failliet verklaard worden.

2. De wet definiëert de ‘ beoefenaar van een vrij beroep ’ als volgt :

" Elke onderneming wiens activiteit er hoofdzakelijk in bestaat om, op onafhankelijke wijze en onder eigen verantwoordelijkheid, intellectuele prestaties te verrichten waarvoor een voorafgaande opleiding en permanente vorming vereist is en die onderworpen is aan een plichtenleer waarvan de naleving door of krachtens een door de wet aangeduide tuchtrechtelijke instelling kan worden afgedwongen ."

Ook zal de vrije beroeper zich kunnen beroepen op de gerechtelijke reorganisatie waardoor schulden tijdelijk worden bevroren, teneinde de professionele activiteit alsnog te redden.

Het nieuwe beleid is dus ruimer, om alle soorten activiteiten dezelfde mogelijkheden te bieden, en dus ook vrije beroepers de kans te geven om na of zelfs tijdens de faillissementsprocedure met een nieuwe activiteit te kunnen starten.

***

3. Anderzijds zal vrije beroeper of vzw tegenover andere ondernemingen zich kunnen beroepen op de wet van 2.8.2002 betreffende de betalingsachterstand handelstransacties tussen ondernemingen.

Deze intrest is hoog.

Voor het eerste semester 2019 is deze vastgesteld op 8%.

Deze intrestvoet is van toepassing op handelstransacties, met name transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en aanbestedende overheden of aanbestedende diensten die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding.

Het is niet van toepassing in burgerlijke zaken en evenmin in handelszaken (bijv. voor een transactie tussen een handelaar en een particulier). In dat geval is de wettelijke intrest van toepassing.

Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen, heeft de schuldeiser, wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de overeengekomen betalingstermijn of, bij gebreke hieraan, binnen de betalingstermijn bepaald in artikel 4 van de Wet betalingsachterstand handelstransacties 1 vanaf de daarop volgende dag, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, recht op de betaling van een interest tegen intrest betalingsachterstand handelstransacties (*).

Besluit: de kwalificatie als onderneming creëert diverse mogelijkheden, zowel voor de onderneming in moeilijkheden (faillissement, gerechtelijke reorganisatie) als de onderneming die toepassing wenst te maken van de intrest betalingsachterstand handelstransacties.

4. Bij betalingsmoeilijkheden ontstaan ook vaak moeilijkheden met de banken, en discussie over de financiering. Een terugkerende discussie betreft de wederbeleggingsvergoeding. Bij een lening geldt een maximum vergoeding van 6 maanden, en niet bij een kredietopening. Daarover zijn een reeks van arresten van Cassatie tussengekomen waarin de criteria opgelijst worden (1.1). Zo besliste het Hof van cassatie (1.2) dat " de lening onderscheidt zich van de kredietopening, waarmee de kredietgever er zich toe verbindt aan de kredietnemer gelden of zijn kredietwaardigheid ter beschikking te stellen, zonder dat de kredietnemer verplicht is die gelden op te nemen of een beroep te doen op die kredietwaardigheid ".

De schuldeiser dient er evens op te waken geen te grote talmende houding te nemen bij het terugeisen van een toegestaan krediet. De Rechtbank zou geneigd kunnen zijn de intresten te matigen en herleiden (2)

(1.1) zie HvC 21.10.2019 en HvC 18.6.2020, Bank en Financieel recht 2020/4 pag 233 met volledige analyse door L.Frankignoul

(1.2) Cass. 11.3.2021, Bank en Financieel recht, 2021/5, p.218

(2) HvB A'pen, 10.10.2019, NjW 10.2.2021 pag. 125

(*) (30 dagen na ontvangst van de factuur, of na ontvangst van de dag van ontvangst van de goederen of diensten, of bij overeenkomsten met controle en factuur vroeger vanaf aanvaarding)