hero
DRPP
Small but without limits

Samenstelling schade aan voertuigen en kosten

Samenstelling van schade aan voorwerpen en kosten[SS1]

Bijna dagelijks doen er zich verkeersongevallen voor. Indien u hiervan het slachtoffer bent, heeft u recht op een schadevergoeding. Welke materiële schadeposten in aanmerking worden genomen, worden hieronder uiteengezet. Voor de uiteenzetting van de schadeposten met betrekking tot lichamelijke schade wordt verwezen naar het onderdeel “Samenstelling van schade aan personen.”

  1. Voertuigschade :

  1. Herstellingskosten

Deze schade wordt in principe vergoedt op basis van het PV van de deskundige, deze deskundige wordt aangesteld door de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke of door de eigen verzekeraar indien de RDR-overeenkomst van toepassing is. Tenzij de RDR-overeenkomst van toepassing is, dient het slachtoffer zo spoedig mogelijk de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke aan te schrijven met het verzoek een deskundige aan te stellen. Indien het deskundige onderzoek uitblijft kan u als slachtoffer zelf een deskundige aanstellen en een verslag voorleggen, ook kan een herstellingsfactuur worden voorgelegd. Dit betreft evenwel een eenzijdige schaderaming en dient te voldoen aan objectieve maatstaven, dit kan steeds aangevochten worden.

U heeft ook recht op terugbetaling van de BTW van het beschadigde voorwerp/voertuig.

Ook heeft u recht op de terugbetaling van de kosten wegens technische controle na een zware herstelling. Alsook worden de kosten voor overbouw van toebehoren volledig vergoed. Dat is ook zo wat betreft de belasting op ‘inverkeerstelling’ van het nieuwe voertuig berekend op de vervangingswaarde van het vernielde voertuig.

De kosten van herstelling kunnen uitzonderlijk worden toegekend als een vervangend voertuig met dezelfde kenmerken niet kan worden gevonden of als het vernielde voertuig voor de eigenaar een bijzondere waarde heeft.

  1. Waardevermindering

De rechtbanken zijn niet snel geneigd om een vergoeding toe te kennen wegens de waardevermindering van een beschadigd voertuig, tenzij het voertuig zwaar beschadigd is en relatief nieuw.

In bijzondere omstandigheden (nieuw voertuig en oldtimers) wordt een vergoedingsregel voor de minwaarde van zwaar beschadigde voertuigen gehanteerd. Deze minderwaarde wordt berekend op basis van de waarde van het beschadigde voertuig. De waarde bepaling van een oldtimer zal wel tot de nodige discussies leiden. Bij gebrek aan concreet bewijs wordt er gebruik gemaakt van een tabel die stelt dat de waardevermindering van het voertuig na herstelling. een forfaitaire vergoeding van 10 % wordt toegekend op de waarde van het nieuwe voertuig.

  1. Totaal verlies

Als de herstelling meer kost dan de waarde van het voertuig voor het ongeval verminderd met de wrakwaarde, spreekt men van een economisch totaal verlies, de schade aan het voertuig is dan weliswaar herstelbaar, doch slechts tegen een prijs die niet meer in verhouding staat tot de waarde.

Indien de herstelling niet meer uit te voeren is, spreekt men van een technisch totaalverlies. De schade is dan gelijk aan de waarde van het voertuig voor het ongeval verminderd met de wrakwaarde.

In beide gevallen wordt de waarde van het voertuig bepaald door een autodeskundige en zal de wrakwaarde afhangen van de biedingen van de opkopers. De meest biedende wordt eigenaar tenzij de benadeeld zelf het wrak wenst te behouden tegen de prijs van het hoogste bod.

Indien er op de markt geen voertuig kan worden gevonden dat vergelijkbaar is met het beschadigd voertuig wordt er door de rechtspraak de vergoeding van de herstellingskosten, zelf indien deze de vervangingswaarde overstijgt, aanvaardt

  1.  BTW en fiscale inschrijvingskost

Zoals reeds aangehaald krijgt de benadeelde terugbetaling van de BTW, berekend op de vervangingswaarde, zelfs als het voertuig niet wordt vervangen.

Er was in de rechtspraak ooit discussie over het toe te passen BTW tarief en er is hier veel inkt over gevloeid. Volgens de huidige rechtspraak kunnen we stellen dat het volle tarief verschuldigd is. Het H.v.C oordeelde dat wanneer de benadeelde niet onderworpen is aan de BTW en derhalve de belasting niet in aftrek mag brengen, noch teruggaven van de Staat kan verkrijgen, de schadeloosstelling ook de BTW bevat, verschuldigd op de aankoopprijs van een gelijkaardige zaak. Deze belasting wordt berekend tegen een tarief vastgelegd door de wet voor de aankoop van een nieuw wagen, zelfs wanneer de beschadigde wagen tweedehands werd aangekocht tegen een beperktere belasting.[1]

De regel van de terugbetaling van de BTW geldt alleen maar voor schadelijders die niet BTW-plichtig zijn. Wat natuurlijk logisch is aangezien er bij BTW-plichtigen een verrekening van BTW plaats vind bij hun aan- en verkopen.

Ook wordt de fiscale inschrijvingskosten van een nieuw voertuig terugbetaald. Deze kosten worden meestal gemaakt na een totaalverlies bij de aankoop van een nieuw voertuig.

  1. Takel en stallingskosten

De kosten voor het slepen van het beschadigde/vernielde voertuig worden volledig vergoed.

De stallingskosten of het staangeld worden vergoed in zoverre de periode van stalling in oorzakelijk verband staat met het ongeval. Ook de periode gedurende dewelke het voertuig ter beschikking moet blijven van de deskundige en vervolgens de tijd nodig voor de verkoop van het wrak of in afwachting van de uit te voeren herstellingen.

Ook worden de noodzakelijke kosten voor het overladen van vervoerde goederen terugbetaald.

  1. Gebruiksderving
  1. Wachttijd

Met betrekking tot de vergoeding voor de gebruiksderving van een voertuig dient het aantal dagen nodig voor de herstelling te worden vergoed. Deze herstelduur wordt in de regel bepaald in het verslag van de deskundige dat met akkoord van de hersteller wordt opgesteld. Een forfaitaire dagvergoeding voor gebruiksderving wordt algemeen toegekend zowel bij privé- als beroepsgebruik.

Bij totaalverlies loopt de wachttijd van de dag van het ongeval tot de dag waarop de benadeelde in kennis wordt gesteld van het totaalverlies  en van de waarde van het vernielde voertuig, d.w.z. van het bedrag van de te verwachten schadeloossteling. De benadeelde mag tot dan wachten om een beslissing te nemen over de vervanging van het vernielde voertuig.[2]

  1. Herstellingsduur

Als het voertuig wordt hersteld, wordt een vergoeding toegekend voor gebruiksderving tijdens de wachttermijn en de herstellingsduur.

De wachttermijn is de tijd die verloopt tot het deskundige onderzoek is beëindigd. Algemeen wordt 1 dag toegekend als het voertuig niet onbruikbaar is. Een wachttermijn van drie dagen wordt toegekend als het voertuig niet in staat is te rijden. Evenwel wordt de wachttijd in concreto begroot als het deskundige onderzoek niet tijdig gebeurt ten gevolge van nalatigheid van de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke.

De herstellingsduur is de duur van de herstellingswerkzaamheden die overeengekomen werd tussen de deskundige en de hersteller. De herstellingsduur staat vermeldt in het verslag van de deskundige. De rechtspraak beslist geregeld dat de werkelijke duur van de gebruiksderving voorrang heeft op de door de deskundige bepaalde herstellingsduur.[3]

Bij totaalverlies wordt vergoeding toegekend voor gebruiksderving tijdens de wachttermijn en de mutatieduur. Ook hier is de wachttijd drie dagen als het voertuig onbruikbaar is. Indien het voertuig niet buiten gebruik is 1 dag.

De mutatie- of vervangingsduur is de tijd die de benadeelde nodig heeft om een ander voertuig aan te schaffen en de vereiste administratieve formaliteiten te vervullen. Ook hier wordt geregeld geoordeeld door de rechtspraak dat de termijn die de benadeelde werkelijk nodig had om een voertuig aan te schaffen in acht dient genomen te worden.[4] De IT stelt voor vergoeding toe te kennen voor het bewezen aantal dagen. Bij gebrek aan concrete elementen wordt er een forfait toegekend van 15 dagen.

  1. Vergoeding wegens gebruiksderving

Forfaitaire bedragen

Indien geen vervangingsvoertuig wordt gehuurd, worden forfaitaire bedragen toegekend die vermeld staan in de indicatieve tabel (https://www.schadeweb.be/sites/default/files/Indicatieve%20tabel%202016_605.pdf – zie pagina 21 e.v.)

Huur van een vervangingsvoertuig

Als een vervangingsvoertuig wordt gehuurd, wordt haast altijd de huurprijs toegekend. Daarbij speelt het geen rol of de schadelijder zijn voertuig al dan niet beroepshalve nodig heeft. Het vervangingsvoertuig dient wel van dezelfde aard en klasse te zijn als het voertuig waarvoor vervanging nodig is. Ook moet het beschadigde of vernielde voertuig hersteld of vervangen worden. De huurperiode dient weliswaar overeen te stemmen met de periode van onbruikbaarheid van het eigen voertuig.

Indien de benadeelde een vervangingsvoertuig huurt, spaart hij evenwel bepaalde kosten uit op zijn eigen voertuig, daarom wordt er vaak een forfaitair bedrag afgetrokken. De IT stelt voor dat er 10 % wordt afgetrokken van de huursom.

  1. Financiering

Een benadeelde zal soms genoodzaakt zijn een lening af te sluiten voor het bekostigen van de herstellingen of voor de aankoop van een vervangingsvoertuig.

De rechtspraak is echter verdeeld over het al dan niet toekennen van deze kosten en over de wijze van schadeloosstelling. Sommige uitspraken verwerpen deze kosten, andere kennen de financieringskosten toe in de vorm van een verhoogde intrest.

De IT stelt wel dat deze kosten voor financiering samen met de intresten een vergoedbare schade uitmaken.

  1. Verplaatsingskosten

De benadeelde kan ook aanspraak maken op andere reëel gemaakte kosten, zoals kosten van verplaatsing van naaste familieleden of eigen verplaatsingen voor expertise.

Het komt aan de benadeelde toe om een precies overzicht te verschaffen van zijn verplaatsingen. Indien de verplaatsingskosten forfaitair worden begroot aanvaard de IT een forfaitaire kostprijs van 0,33 EUR/km ongeacht het type voertuig.

Het H.v.C. stelt het volgende : de benadeelde heeft recht op integrale schadevergoeding. Men is niet verplicht om de schade zoveel mogelijk te beperken. Men moet enkel de redelijke maatregelen nemen om het nadeel te beperken indien dit strookt met het gedrag van een redelijk en voorzichtig persoon. Indien een rechter stelt dat er slecht een vergoeding kan worden toegekend ten belope van een bedrag dat de verplaatsingen naar een arts met een kabinet op een aanvaardbare afstand vergoedt, zonder vast te stellen dat dit gedrag niet strookt met de houding van een redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden, verantwoorden niet hun beslissing naar recht.[5]

6. Administratiekosten

Dit betreft een kost die forfaitair zal worden begroot. Voor administratiekosten en correspondentie- en telefoniekosten stelt de IT een forfait voor t.b.v. 100 EUR.

7.Kledijschade

De IT schat de gemiddelde waarde van de hele kledij op 375 EUR, met uitzondering van juwelen, uurwerk en vervoerde goederen of bijzondere uitrusting waarvan het verlies indien bewezen, afzonderlijk kan worden begroot.

De IT voegt toe dat indien er een factuur wordt voorgelegd er wordt wel rekening gehouden met het de vetusiteit (veroudering) van de kledij.

In principe wordt de omvang aangetoond aan de hand van bewijsstukken. Indien de tarifering wordt toegepast zullen sommige schadelijders oververgoed worden en anderen ondervergoed.

[1] Cass. 25 september 2008, RGAR 2009, 14492

(2] Pol. Gent 8 oktober 2012, RW 2012-2013, nr.24, 955-957

[3] Pol. Brussel 26 oktober 2007, VAV 2008,155

[4] Pol. Mechelen 5 december 2007, VAV 2008,156

[5] Cass. 13 juni 2016, RGAR 2017/2, 15359