hero
DRPP
Small but without limits

Verpleegkunde en ziekenhuisartsen

De hervorming van de gezondheidssector en de wetgeving welke leidt tot minder, doch grotere ziekenhuizen, hebben in deze beroepssector enorme omwentelingen teweeggebracht. Dit heeft geleid tot specifieke regels voor alle categoriën van verzorgers, en een eigen statuut bij ziekenhuisgeneesheren, die betrokkken moeten kunnen worden bij het beleid van het ziekenhuis, en de rol van de medische raad.

STJanshospitaal%20Brugge.jpg
St. Janshospitaal Brugge

De steeds ouder wordende bevolking, met toename van chronische ziekten tot gevolg, heeft tevens geleid tot het stijgend belang van de gezondheidszorgberoepen. De wetgeving heeft zich de laatste jaren zeer ontwikkeld, waaronder de kwaliteitswet van 2019.  Daar wordt bevoorbeeld de continuïteit van zorgverlening  ( de opvolging van d geïnitieerde zorg ) en permanentie in de zorg, en dit moet vermeld worden in de portfolio van de arts.. De deelname aan permnentie kan worden gevorderd.

Deze heeft al aanleiding gegeven tot aanvechten o.m. van de regels inzake permanentie voor het grondwettelijk hof, maar niet aanvaard ( 01 )

Zij zijn gehouden tot het medisch geheim. Het bewust mededelen van een medisch geheim per telefoon aan een partner valt onder art.458 Sw.(1) en ook discretieplicht moet gerespecteerd worden ( art. 17, 3°,a arbeidsovereenkomst)

A. Verplegend personeel:

1. Erkenning is vereist. Het uitoefenen van verpleegkunde zonder de nodige erkenning is strafbaar, maar ook het aanwenden van beroepstitel van verpleegkundig e of gegradueerde verpleegkundige zonder het te zijn, is strafbaar.

2. Bijkomende opleidingen, leiden tot titel " verpleegkundige gespecialiseerd in ..." ( per richting, vb. in wondverzorging ) of "verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid  in ..."

3. De activiteiten die een verpleegkundige alleen kan doen, enkel na instructie van de arts of die de arts kan delegeren, vindt men terug in art 21 quinquies wet uitoefening gezondheidszorgen ( A en B autonoom, C na delegatie ).

4. Zij houden een verpleegkundig dossier bij, hetzij binnen de schoot van het ziekenhuis, hetzij bij thuisverpleging.

5. Gelet op de toename van de werklast, werd in 2001 bij wet het beroep van zorgkundige ingevoerd. Slechts beperkt aantal verplegende handelingen mogen door een zorgkundige, maar een verpleegkundige kan verpleegkundige activiteiten delegeren ( en kan deze delegatie ten alle tijde intrekken ).

B. De arts en ziekenhuisarts:

6. Elke arts beschikt over de vrijheid tot bepalen van de diagnose en therapie.

7. De zelfstandige arts organiseert zijn eigen praktijk. De ziekenhuisarts kan een overeenkomst hebben met een ziekenhuis met praktische regels voor de organisatie en afdragen van erelonen.

8. Om die samenwerking de beste vorm te geven, werd de medische raad in het leven geroepen. Deze zal adviezen geven voor aanstelling van de ziekenhuisarts, aanduiding van de hoofdarts of bij ontslag..

9. Het ziekenhuis kan aansprakelijkheid dragen voor gebrekkige organisatie. Het ziekenhuis wordt vermoed aansprakelijk te zijn voor de tekortkomingen ivm de wet Patiëntenrechten, zelfs begaan door artsen die er op zelfstandige wijze werken (2)

De arts is verantwoordelijk voor verkeerde diagnose, behandeling of nazorg. Het gaat  om een middelenverbintenis.

10. Ziekenhuis en arts  kunnen verantwoordelijk gemaakt worden voor fouten van het verpleegkundig personeel.

11.Geneesheren moeten vaak te midden van zware concurrentie onder elkaar werken, wat aanleiding kan geven tot de nodige spanningen en een gevoel van grote afhankelijkheid ten aanzien van het ziekenhuis. De wet op de ziekenhuizen voorziet wel een zekere bescherming van geneesheren bij reorganisaties of bij afzettingen, waarbij de medische raad wel een grote rol speelt. Kennis van deze wetgeving en beslissingen van de rechtbank in soortgelijke aangelegenheden hebben een duidelijk onmiskenbaar belang.

(01) Grwt.h. 21.10.2021, Tijdschr.medisch recht, maart-april 2022-23, p.275

(1) Arbh.Gent, 14.6.2021, RABG 2022/4, p.325 T.Gezondh.2022/23, p.34

(2) 1st A . Antwerpen, 27.11.2019, TGR maart-april 2021, p.350