hero

DRPP

Small but without limits

Eén aandeel, twee rechthebbenden?

Onverdeeldheid en mede-eigendom tussen echtgenoten

De vennootschap heeft de mogelijkheid de uitoefening van het stemrecht met betrekking tot onverdeelde aandelen te schorsen, totdat een gemeenschappelijke lasthebber wordt aangeduid (artikelen 461 en 236 W.Venn.). Deze artikelen zijn echter niet dwingend van aard dus er bestaat geenszins een verplichting om deze bepalingen toe te passen.

Indien de wettelijke mogelijkheid tot schorsing niet wordt benut en geen statutaire clausule is voorzien, mag worden aangenomen dat de beide echtgenoten/mede-eigenaars aan de algemene vergadering mogen deelnemen en in voorkomend geval samen hun stemrecht kunnen uitoefenen. In principe betreft het hier een concurrentieel recht en kan elke echtgenoten alleen het stemrecht uitoefenen, onder gehoudenheid voor ieder van hen om de bestuurshandelingen van de ander te eerbieden.

Indien echter (op de algemene vergadering) blijkt dat de verstandhouding zoek is of geen gemeenschappelijk consensus omtrent de wijze van uitoefening van het stemrecht bereikt wordt, kan de mogelijkheid tot schorsing alsnog worden aangewend. Indien de echtgenoten/ onverdeelde eigenaars er niet in slagen tot een overeenkomst te komen, kunnen zij zich tot de rechter wenden om bijvoorbeeld de aanstelling van een gerechtelijk mandataris te vorderen.

Deze gezamenlijke uitoefening van de stemrechten moet genuanceerd worden indien één echtgenoot de aandelen nodig heeft in het kader van zijn beroepsuitoefening. Zo bepaalt art. 1417 BW dat “De echtgenoot die een beroep uitoefent, verricht alle daartoe noodzakelijke bestuurshandelingen alleen. Wanneer beide echtgenoten samen een zelfde beroep uitoefenen, is beider medewerking vereist voor alle handelingen behalve die van beheer”.

Het is dus zo dat indien de gemeenschapsaandelen verbonden zijn aan de beroepsuitoefening van één van beider echtgenoten, deze echtgenoot de lidmaatschapsrechten alleen uitoefent. Indien de aandelen bovendien zijn toebedeeld of ingeschreven op naam van één echtgenoot alleen zullen de aandelen gesplitst worden in het lidmaatschapsrecht en het vermogensrecht (artikel 1401, 5 BW). Wanneer bijgevolg één van de echtgenoten inschrijft op aandelen met gemeenschappelijke gelden, dan zullen de aandelen vermogensrechtelijk toebehoren aan het gemeenschappelijk vermogen, terwijl zij vaak enkel ingeschreven worden op naam van de inschrijvende echtgenoot. De aandelen zijn dan vermogensrechtelijk gemeenschappelijk, doch de lidmaatschapsrechten behoren tot het eigen vermogen van de betrokken echtgenoot.

-De vermogensrechten geven recht op deelname in de winst (dividend), op terugbetaling van de oorspronkelijke inbreng en op het eventueel liquidatiesaldo bij ontbinding.

-Onder lidmaatschapsrechten begrijpt men het recht op deelname aan en het stemrecht op de algemene vergadering, het informatie- en vraagrecht en het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen. Het omvat eveneens de individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid, het deskundigenonderzoek, de minderheidsvordering en het recht om de ontbinding van de vennootschap te vorderen.

Om dit te vermijden wordt best ingeschreven op aandelen met eigen gelden en gezorgd voor bewijs hiervan. Hiertoe kan een verklaring van wederbelegging van eigen gelden opgesteld en opgenomen worden in de oprichtingsakte.

Gevolgen in het kader van een vereffening verdeling

In het kader van een vereffening verdeling zullen eigen aandelen uiteraard eigen blijven. Enkel indien het gemeenschappelijk vermogen zich zou hebben verarmd ten bate van deze eigen aandelen, kan een vergoeding verschuldigd zijn in de zin van artikelen 1432 e.v. BW.

De aandelen die gemeenschappelijk zijn, en waarop beide echtgenoten hebben ingeschreven zullen verdeeld moeten worden of minstens door één partij worden overgenomen en vergoed. In afwachting van de verdeling en vereffening lijkt het aangewezen om over te gaan tot de aanstelling van een gerechtelijk mandataris of minstens de stemrechten te schorsen. Tenzij uiteraard de aandelen verbonden zijn aan de beroepsuitoefening van één van ex-echtgenoten. De aandelen vallen in de post-communautaire onverdeeldheid waarop de regels van de huwgemeenschap niet langer van toepassing zijn, maar wel de gewone regels van onverdeeldheid (artikel 577-2, §5-7).

Dit houdt in dat elke echtgenoot alleen daden van bewaring en van voorlopig beheer kan stellen. Andere daden van beheer en van beschikking moeten gezamenlijk worden gesteld. Elke echtgenoot heeft recht op gebruik en genot en draagt bij in de kosten. Indien het beheer wordt waargenomen door één echtgenoot dient hij over de inkomsten en uitgaven een beheersrekening op te stellen en is hij verantwoording verschuldigd. Bij de verdeling zullen de gemeenschappelijke aandelen bijgevolg ingedeeld worden in kavels die dan geloot wordt.

Indien één van de ex-echtgenoten de aandelen nodig heeft in het kader van zijn beroepsuitoefening en de andere echtgenoot helemaal geen nood heeft aan de aandelen zal de indeling in kavels vergaande gevolgen kunnen hebben. Deze ex-echtgenoot kan dan op basis van artikel 1447 BW de toewijzing van de aandelen vragen aan de rechter. De wetgever kent immers op basis van artikel 1446 BW een preferentiële toewijzing toe van de roerende goederen die dienen voor de beroepsuitoefening. Indien de aandelen door deze echtgenoot ten tijde van het aangaan van het huwelijk ingebracht geweest zijn in het gemeenschappelijk vermogen, dan kan hij deze ook terugnemen op basis van artikel 1455 BW.

Uiteraard kunnen de ex-echtgenoten ook minnelijk overeenkomen om de aandelen integraal toe te kennen aan één van de ex-echtgenoten.

De opleg die naar aanleiding van deze toewijzing, terugname of minnelijke verdeling verschuldigd is, kan evenwel verregaande gevolgen teweegbrengen voor de ex-echtgenoot die de andere echtgenoot moet uitkopen.

Bijgevolg is het aangewezen met het oog op dergelijke situaties preventief op te treden door:

De gemeenschappelijke aandelen die toebedeeld zijn of waarop ingeschreven werd op naam van één echtgenoot, zijn opgesplitst in vermogensrechten en lidmaatschapsrechten, waarbij deze laatste toekomen aan de echtgenoot op wiens naam werd ingeschreven. De eigen lidmaatschapsrechten blijven eigen aan de echtgenoot in kwestie maar de gemeenschappelijke vermogensrechten vallen bij ontbinding van het huwelijk in de post-communautaire onverdeeldheid. Zodat enkel de vermogenswaarde van de aandelen (berekend op datum van de vereffening) over de twee ex-echtgenoten moeten worden verdeeld. Na de sluiting van de vereffenings- en verdelingsprocedure komen de eigendomsrechten en lidmaatschapsrechten weer toe aan één en dezelfde persoon, zijnde de echtgenoot op wiens naam de aandelen zijn ingeschreven.

Aangezien het Hof van Cassatie een vordering tot uittreding of uitsluiting (geschillenregeling) als lidmaatschapsrecht kwalificeert, komt deze vordering toe aan de echtgenoot-aandeelhouder na de ontbinding van het huwelijk en kan hij deze meteen uitoefenen. De ex-echtgenoot die de prijs voor de over te nemen aandelen moet betalen, zal deze niet aan de andere ex-echtgenoot, maar aan de post-communautaire onverdeeldheid verschuldigd zijn. De uitgetreden of uitgesloten aandeelhouder verkrijgt de vermogenswaarde van de aandelen berekend op de peildatum die in de geschillenregelingsprocedure is bepaald en niet de waarde die de aandelen hebben op de latere datum van vereffening-verdeling van de post-communautaire onverdeeldheid.

Mocht geen geschillenregelingsprocedure zijn opgestart, dan wordt de samenstelling van de post-communautaire onverdeeldheid bepaald op het tijdstip van de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen en gebeurt de waardering pas op het tijdstip van de verdeling.